top of page

Quadrant von Gottlob Friederich Haug

herzogl. Hofmechanikus und Hofuhrmacher in Stuttgart.

Type of object:

Astrolabe en Quadrant

Time period:

Gouden eeuw Nederland

Place:

Stuttgard

Date:

1794

Maker / Author:

Gottlob Friederich Haug, duc. Court mechanic and carriage maker

Publisher / Printer:

Idem

Dimensions:

17 x 16.5 cm quadrant? Box with book: 17 x 10.7 cm

Material:

Paper, wood, lead

Graduation:

0-60° ( to be used around Stuttgard)

Inscription:

none

Provenance:

Germany

References:

Image by Austin Neill

Description

Original quadrant from 1794 with string and ball
in a box, together with a book: "short and clear instructions for the use of a SEXTANT, and the corresponding tables of the sun's heights... along with a list of many... Tools, which were made by Gottlob Friederich Haug, duc. Court mechanic and carriage maker in Stuttgart."
Stuttgart, 1794.
Probably more used to chech the local time ( Wahre Seit) as mentioned in the accompagning book, probably not used at sea.

Additional information

Dutch translation of the old-German text:

Korte en duidelijke inleiding tot het gebruik van sextanten en de tot deze behorende tabellen van zonshoogtestanden, die toelaten door eigen observering van de zonshoogte de ware tijd zeer precies te vinden. Een gemakkelijke manier om alle tijden te kennen in ons land, en in de ons omliggende landen die op gelijke geografische hoogte liggen als Duitsland, d.m.v. de zon.

Dit geeft veel mechanische, astronomische en mathematische werktuigen aan die uitgevoerd werden door de van God geliefde Friedrich Haug, hertogelijke, hofmechanicus en hofuurwerkmaker in Stuttgart. Stuttgart , gedrukt in gotisch schrift 1794

 

Inleiding.

Alle mogelijke zonne-uren moeten een juiste middaglijn hebben.  Bij de normale verbuiging(kromming)mankeren ze echter, en kommen veel moeilijkheden naar voren, zeker voor degene die het probeert zal dit niet te vermijden blijken. Verder zijn in het bijzonder de kleine met magneetnaald voorziene, en tot hiertoe gebruikt zonne-uren,in ’t algemeen  voor de mensen uit Nürnberg en Augsburg  met de pool hoogte geïnstalleerd,  de tijd daarom onjuist aangeduid, en alleen maar in het grof, ongeacht ze meestal meer als nog eenmaal zoveel  kosten als deze Sextanten met de tabellen. Voor degen die een ongeveer vergelijkenbare sextant  helemaal uit  messing , of uit mahoniehout, met een uit messing of verzilverde verdeling in halve graden, verlangd, voeg ik nog toe  dat een zulk, van de eerste soort   rond  5 fl  30 fr en een sextant van de laatste soort  4 fl( florijnen,) 30 fr (franken)  zou kosten.  Het zou wenselijk zijn dat deze sextanten met de tabellen, als  een wetboek voor iedereen zou gelden ,en gebruikt worden voor de officiële klokken, in de ons omringende  landen. Daardoor behield men de tijd, zoals reeds gezegd, met weinig kosten en weinig moeite, met  de zonnen loop en daarom ook  zeer juist in overeenstemming en waarmee ook de privaat uurwerken juister zouden gaan, en deze ordening snel algemeen zou worden aanvaard

Stuttgart, juni 1794

 

1  Verklaring en gebruik van sextanten

 

Een sextant bestaat,(zoals dat in kastje bevindende werktuig, en de bijbehorende kleine afbeelding duidelijk  tonen) uit een triangel, waarvan  een zijde een boog is, die uit een zesde deel van een cirkel bestaat.  De beide overige zijden zijn even lang en recht. Omdat  elke cirkel door de wiskundige in 360 ° verdeeld word, zo word aldus het zesde deel daarvan 60° bedragen,en deze vind men nu hier op onze sextant van graden naar graden getrokken; en elke graad met een bijgeschreven getal aangeduid. Deze ingedeelde boog op de sextant noemt men LIMBUS , en de twee rechte zijden van de triangel  ,benen,blijven hetzelfde. Omdat waar die beiden benen samenkomen bevind zich het centrum van de sextant. Van deze hangt een, met een loodkogel,  fijne draad, die het garen over beide  gaat naar beneden.  In het midden van het ene been, en aan het einde van de boog, waar de 60ste graad staat, bevinden zich twee kleine  letters a en b uit messing. Het ene bij a heeft een klein gaatje, en wordt zo tegen de zon gehouden, dat bij het gebruik een zonnestraal daardoor vallen kan;het andere bij b heeft alleen maar een puntje, met dewelke men de zonnestraal  opvangt.

En nu met deze hier beschreven sextanten, met bij hulp van de hierin bevindende tabellen om de tijd juist te vinden, moet men het koppelen met het zoeken naar dezelfde  zonnehoogte. Deze is iedere keer de boog, die men zich vanaf  de horizon of gezichtskring, tot aan de zon getrokken, denkt, in graden aangegeven. Men zal aan de hemelgemakkelijk zien kunnen, dat zich de zon van haar opgang  af, tot tegen de middag steeds meer opricht (verhoogt), en zodoende de benomen boog groter word. Hiertegen over staat dat vanaf de middag tot aan zonsondergang  zal ze steeds dieper komen, en zo zal de boog ook steeds kleiner worden, of haar hoogte steeds geringer.

Men vind nu de zonnen hoogte door de hulp van de sextant op de volgende wijze:

1)            Men neemt de sextant behoedzaam aan de middelste dwars zijde   f  g uit het kastje, eruit.

2)            Men stelt het kastje op een horizontale tafel, venster of muur, zoals het in de kleine afbeelding wordt voorgedaan.

3)            Steekt men dan , op de rugzijde van de sextant bevindende (kraan,) knop, in het kastje bij  e  bevindende gat. Hier moet zich nu de sextant vrij bewegen kunnen laten.

4)            Als men het kastje met de sextant zo lang draait op de tafel, tot de zon door het gaatje schijnen kan, en vat men de zonnestralen met het puntje op de bij  b, door het verdraaien van de sextant om het punt e. In de figuur is  deze zonnestraal met de lijn S a b aangeduid.

5)            Bemerkt men nu , welke graad de draad  van het garen op de ingedeelde boog aanduid, zo word de daarbij aangegeven getal van de zonnehoogte  aangegeven. Valt de draad niet exact op een graadteken dan mag men nog een beetje wachten, tot de zon een beetje hoger staat, of dieper gezakt is.

 

 

2 Gebruik van de tabellen.

 

Heeft men door middel van een sextant de zonnehoogte bepaald, en wil men hierdoor de juiste tijd weten, zo moet men zich die tabellen als een kalender voorstellen,  waar boven op elke bladzijde een ander zonnehoogte van 0 tot 60 graden staat.  In de bovenste rijen vind men de maanden januari, februari enz. en in de eerste rijen precies eronder , de rijd in de maand de 1ste de 2dede3de enz. genoteerd.

Men loopt nu over de rij van de bijbehorende maand, in dewelke men de zonnehoogte heeft opgemeten, zo ver naar beneden tot men in de dagen van de maand in een rij ziet. Van deze aldaar staande getallen wordt dan het eerste getal het uur, en het tweede de minuten van de ware zonnen tijd aangeven. Een voorbeeld zal dit duidelijker maken.

Stel men heeft op 5 juni in de voormiddag een zonnehoogte van 30 graden gemeten, dan Zo slaagt men in dezelfde waarneming, en in hetzelfde ogenblik in dewelke men deze gemeten heef, het uur en minuten, die het uurwerk aangeeft t te onthouden, vind men nu dat die tabellen, voor de gevonden hoogte de juiste uren en minuten aanduiden, dan gaat het uurwerk ook echt juist volgens de werkelijke zonnetijd.  Heeft het uurwerk echter enige  minuten meer of minder aangeduid dan de tabellen aangeven, dan moet men de minutenwijzer van het uurwerk, in het eerste geval, zoveel minuten naar voren, in het laatste geval zoveel minuten naar achter draaien als het onderscheid tussen de tijdsaanduiding van het uurwerk en de tabellen bedraagt.

Ofschoon er tijdens het naslaan van de ware zonnetijd in de tabellen, een paar minuten kunnen verstrijken, dit hindert echter niets, de minuten wijzer van het uurwerk vanaf dan, waar hij nu staat, met zoveel minuten naar voren of naar achteren te verzetten, als het gevonden onderscheid tussen het aangegeven uur en de tabellen bedrage.

Stel men vind voor de 10de augustus bij een waarneming van de zonshoogte 40 graden, het ene uurwerk op dit ogenblik echter 8uur en 53 minuten aangeeft, en dat de tabellen voor deze dag voor de gemeten hoogte van 40 graden ook 8 uur en 53 tonen dan betekent dit dat het uurwerk met de juiste zonnetijd overeenstemt.

Mocht hiertegenover echter het uurwerk op 15 juni bij een zonnehoogte van 40 graden 8u 10 min aangeven de tabellen echter 8u 18 min dan is dit een teken dat het uurwerk  rond 8 minuten tegenover het zonnen uur terugloopt, en dat men aldus de minutenwijzer van het uurwerk met 9 minuten naar voren moet draaien, zodat de tabellen op de bladzijde waar de zonnehoogte van 30 graden voormiddag staat, en zoekt met de linkse hand in de eerste rij naar beneden , de vijfde en met de rechtse hand glijd men in de rij van de maand juni zo ver naar beneden tot men met de vijfde dag in een lijn komt waar de getallen  7  22 staan zullen, welke aangeven dat het 7 uur 22 minuten na de werkelijke zonnetijd staat, Mocht men daarentegen de  hoogte van 30 graden in de namiddag gevonden hebben,dan zou men in de namiddagtabel  4 uur 39 minuten gevonden hebben.

Vind men voor een bepaalde maand en dag een getal dan is dit een teken dat de waargenomen zonnehoogte op een zeer bepaald moment, niet deugde, omdat men of te laat in de voormiddag of te vroeg in de namiddag gemeten heeft.  De zon stijgt of daalt namelijk rond het middag uur zeer weinig en daardoor is het ook zeer moeilijk om de tijd juist waar te nemen rond deze tijd.

Dit is ook de reden waarom de tabellen van de tijd alleen van opgang van de zon, tot enige minuten na 10 uur en dan weer enige minuten voor 2 tot zonsondergang aangeeft.

 

3 Begeleiding een uurwerk volgens de tabellen in te stellen.

 

Om een staande klok of een zakuurwerk naar de tabellen in te stellen, moet men de zonnehoogte in de omgeving met een zonneloop overeenstemmen.  Toont daarentegen het uurwerk bij een zonnehoogte , en aan een bepaalde tag 8 uur 30 minuten, dan moet men die omdat de tabel voor deze hoogte 8 uur 18 minuten aangeeft, zo’n 12 minuten terug draaien.  Maar als de tijd die men met de zonnehoogte waargenomen heeft, en die het uur 8 30 minuten laat zien en bij dewelke door het opzoeken in de tabellen 4 minuten zijn verlopen , de minuten wijzer al op 34 is  komen te staan, dan moet men nu deze wijzer van 34 aan naar 12 minuten terug draaien, waar het dus op 22 minuten word gezet.

 

4 Het trekken van een belangrijke middaglijn.

 

Heeft men een zonnehoogte gekoppeld die niet onder 10 graden is, waar het een goede huis of zakhorloge betreft, en men wil een juiste middaglijn trekken, dan kan men dit zeer precies in de zomermaanden tussen 6 en 8 uur in de voormiddag en ’s namiddags tussen 4 en 6 laten gebeuren (opmeten), omdat om deze tijd de tabellen de allergrootste scherpte en betrouwbaarheid geven.  Hiervoor hoeft men geen grote voorbereidingen te treffen. Omdat men alleen op het ogenblik, in dewelke de tabellen het middag uur aangeven, bij schaduw  van een draad of loodrechte kant natrekken,bijvoorbeeld een deur of vensteropening, of ook een werkelijk opgehangen draad,of het allen met een puntje aanduiden, zo laat deze lijn de gevraagde middaglijn zien.

Om zich van de juistheid van de getrokken middaglijn te overtuigen, en die indien nodig te verbeteren mag men alleen maar het uur ’s namiddag, bij de geleidelijke zonnehoogte, bij welke men die van de voormiddag heeft geteld , volgens de tabellen na te kijken. Als zij dan overeenstemmen met de tabellen, dan zijn ze exact juist. Vind men echter een onderscheid , dan moet men de  middaglijn  enkele minuten  vroeger of later verzetten.

Een juiste middaglijn dient hoofdzakelijk om een  gemakkelijke, juiste en betrouwbaar instelling voor het uurwerk te verkrijgen.  Want als de schaduw van de loodrechte kant, of van de opgehangen draad, binnen in de getrokken lijn  valt dan moet het uurwerk 12 uur aanwijzen.  Wanneer men een middaglijn doorsnijdt, met een andere lijn die loodrecht staat, dan toont het daaruit ontstane kruis, de vier voornaamst middag of zuid. Morgen of oost, middernacht of noorden avond of west, en als men elke van de 4 hoeken  halveert , die door de kruislijnen ontstaan, dan behoudt men de vier bovendien zuidoost, noordoost, noordwest en zuidwest. 

5 Om een uurwerk te proberen, of ze niet te snel of te langzaam loopt.

In de astronomie wordt aangetoond dat de zon niet om equator , maar in de eclips van haar jaar loop voleindigt, en dat een uurwerk dat juist loopt maar vier keer per jaar, namelijk op 15 april,15 juni,31 augustus en 24 december ’s middags om 12 uur met de zon overeenstemt.  Daarom moet een gelijkaardig uurwerk in de andere dagen van het jaar of meer of minder als 12 uur aanwijzen. Als de zon op het middag uur staat.

Wil men nu de juiste loop van een uurwerk precies proberen, dan moet men de hierbij geleverde tijdsaanduidingtabel ter hand genomen worden. (als hulp worden gebruikt).  Deze tabel duid namelijk voor ieder dag van de maan, met hoeveel minuten het uurwerk, als ze niet te langzaam, of te snel zou gaan, en volgens een boven aangeven dag naar de zon bijgesteld zou  moeten  worden, meer of minder als 12 uur aan  zou moeten duiden , als de zon zich  niet net in de middaglijn bevind.

Als in de tabel voor een getal geen teken dam moet het uurwerk enkel minuten over 12 uur aanduiden, staat echter voor een getal het teken, dan moet ze zoveel minuten minder als 12 aanduiden.

Als men het uurwerk op een ander tijdstip als de 15de april, 15 juni, 31 augustus of 24 december naar de zon willen afstellen en zo zijn verloop nakijken dan moet deze zoveel minuten meer of minder als 12 uur aanduiden, als het onderscheid van de getallen in de tabel, tussen de dagen en welke men het uurwerk volgens de zon heeft ingesteld, en de dag op dewelke men het uurwerk wil onderzoeken, bedraagt.

Neem bijvoorbeeld dam men op 15 juni een uurwerk volgens de zon instelt door middel van een sextant en met behulp van de tabellen, dan zou het uurwerk als men het op 30 juni zou willen onderzoeken op een bepaald ogenblik, op het moment dat de zon in de middaglijn is 3 minuten na 12 uur aanduiden.

Als men daarentegen de tijd op 11 september volgens de zon heeft ingesteld, en als men die op 22 september zou willen nakijken dan zou de tabel voor de 11de september het getal 4 en voor de 22ste september 7 aangeven.   Men moet dus het uurwerk als de juist nemen op het ogenblik op de welke de zon in de middaglijn is.   3minuten minder als 12 uur tonen. Als ze meer aanduiden, dan zou dit als een zeker teken daarvoor zijn dat ze te snel ging, en men moet ze dus achter uit zetten; toont ze echter minder, dan gaat het uurwerk te langzaam en moet men ze naar voren draaien.

Tijdens deze operatie zeg ik wel  dat het uurwerk door een stom toeval wel juist kan lopen.
 

bottom of page